Slaapkamer voorkant

Het meisjesslaapkamertje

De slaapkamer aan de voorkant van het huis is een ruime vierkante kamer, maar ‘s winters is de kamer een ijskelder. Het is de kinderslaapkamer van Fie Zwaan geweest, in oorlogstijd was het de verblijfplaats van de Salomons, daarna wordt het mijn slaapkamer en toen ik het huis uit ging krijgt zusje Hanneke de kamer toebedeeld.

Er stond een 2-persoons  oranjekleurig geverfd bed en een dito tafeltje in. Dat tafeltje is nog steeds in de familie maar heeft een nieuwe functie gekregen als Familiekiekjestafel.  Aan dit tafeltje hebben we ooit ons huiswerk gemaakt, onze schoolbriefjes geschreven en heb ik op schoot bij oom Jacques gezeten om met hem plaatjes in een glanzend dierenboekje te bekijken.

Een slaapkamer met een geschiedenis

Rita: In deze slaapkamer hadden ooit de onderduikers in WOII 2 ½ jaar gewoond. De vensterbankkast en het houten bed waren in een bijzondere kleur oranje geverfd met  imitatienerven.  De vensterbankkast was hun w.c. kast met een bijpassende rode aardewerken pispot achter de deurtjes. Toen het mijn kamertje werd in 1949 is de vensterbankkast verbouwd tot een kozijnbankje. De kledingkast had een los paneel in de achterwand waardoor zij als de nood echt aan de man kwam via die kast in hun schuilplaats konden bereiken. Er zat ook een piepklein deurtje onder het schuine dak. Daarin was in WO II de radio verstopt voor o.a. de onderduikers en ik verstopte daarin mijn Sinterklaassurprises. Dat deurtje is bij de verbouwing toen zusje Hanneke er in kwam letterlijk achter het behang geplakt. Geen herinneringen aan zware tijden.

Uitzicht

Brand. Uit deze slaapkamer heb je het mooiste uitzicht over de stad. Als het brandalarm luid en duidelijk overgaat en mijn vader zich in het brandweeruniform hijst ren ik snel naar boven om te kijken of ik ergens de rookontwikkeling kan zien.

Slaapk 4

Het huis annex timmerfabriek Jacob Zwaan begin 1920. Oma Zwaan kijkt uit het raam en de twee jongsten Corrie en Riekje zitten voor het raam van hun speelkamertje.  

Kermistijd: Kermis is voor gereformeerden in die tijd een plek waar je niet hoorde te komen, maar wel naar toe ging. Toen Cor en Riek opgroeiende meisjes waren hadden ze dikwijls dezelfde kleren aan. Dat bleven ze lang volhouden, maar werd hen toch fataal. Die middag kijkt Oma Zwaan uit het raam en ziet in het reuzenrad haar dochters in rode jurkjes voorbij komen. Gesnapt. Wat de straf is geweest weet ik niet maar er wacht hen in ieder geval een stevige preek.

De vlag gaat uit: Bij hoogtijdagen gaat de vlag uit. Dat was niet zomaar een vlag, maar een hele grote. ’s Morgens vroeg komen de “mannen van beneden” om de vlaggenstok met enorme dikke touwen vast te maken aan mijn bed. Trots wappert de enorme vlag over de hoek van de van Bleiswijkstraat. Dat was een spannend begin van de dag.

IJskoud kamertje: Van 1949 – 1961 werd het mijn slaapkamer. In winterse dagen is mijn slaapkamer stervenskoud. Het is onbetwist ook de koudste kamer van het huis. Ik ga met een metalen kruik in een oude sok naar bed, iedere morgen zijn bij nachtvorst de dekens berijpt en staan de ijsbloemen dik op de ramen. Van dubbelglas is nog geen sprake en alleen de woonkamer is verwarmd. Het water is allang afgesloten. Handdoek en washand hangen als stijve plankjes aan hun handdoekenrekje. Als je naar buiten wilt kijken moet je met je adem een kijkgaatje maken.

1959 Rita Pas op dat je met een kruik in bed niet al te diep slaap. Toen ik na een gezellige avondje uit,  diep in slaap ben gevallen heb ik een forse brandwond opgelopen bij mijn enkel. Er zat namelijk een gat in de kruikensok!  Toen ik wakker werd van de pijn was het te laat. Een kenmerk voor het leven.  

Hanneke (1962) Mijn slaapkamer
Toen mijn zus uit huis ging kreeg ik haar slaapkamer. Mijn moeder naaide nieuwe gordijnen (wit met rode rozen) en er kwam een nieuw behangetje. De grote ingebouwde hangkast hing nog vol met haar spullen. Zoals een prachtige witte jurk met lage hals en schoenen met hakken. Spannend om te passen. Het kastje onder het schuine dak was een legkast. In mijn tijd lagen daar natuurlijk mijn kleren in, maar onderin ook alle boeken van mijn zus. Ik heb alle boeken van mijn zus verslonden, zoals een zomerzotheid, Joop ter Heul van Cissy van Marxveldt en niet te vergeten de boeken van Sanne van Havelte, zoals Hun geheim. Pas later merkte ik dat daarachter ook de oude schoolschriften van de HBS lagen van mijn broers. Toen ik zelf op de HBS kwam hebben de uitgewerkte wiskundesommen en boekhoudopdrachten mij goed geholpen.

Nachtelijk uitstapje

Ik miste mijn broer wel toen ik naar het slaapkamertje van mijn oudere zus Rita moest verhuizen. Soms sloop ik ‘s ochtends naar hem toe en dan speelden we in bed Geen Ja,  Geen Nee, Geen Zwart, Geen Wit. We kochten dan zogezegd van alles in een winkel, maar op je mocht in je antwoord de woorden Ja/Nee/Wit/Zwart niet noemen. Zo ja, dan was je af.

De mooie witte wereld

Op een nacht maakte mijn broer René mij wakker. Het sneeuwde. Hij wist iets en vroeg mij mee te komen, maar het was geheim.  Kom, zei mijn broer, we gaan naar buiten. We slopen muisstil de trap af, jas aan en daar gingen we. Midden in de nacht stiekem wandelen in de verse sneeuw. Hoe mooi kan het zijn!  Kijk, zei mijn broer, in de sneeuw worden zelfs vuilnisbakken mooi.