Gang

De lange gang op de woonverdieping loopt over de hele lengte van het huis. Het is de slagader van het huis. Altijd in bedrijf. Het enige licht komt door een lichtkoker.  Als er aan de voordeur gebeld wordt dan klingelt de bel schel en dwingend door het hele huis.

1971JWtrap

De trap naar boven
De deur wordt door een traptouw opengetrokken en dan is het even afwachten wie er boven komt. Je kon niet zien wie er voor de deur stond: de bakker, de melkboer, de slager, de kruidenier, klanten of een bruidegom.

Achterdeur in, voordeur uit.
Wij gingen altijd de achterdeur in en de voordeur uit,    omdat de achtertrap in de werkplaats veel te stoffig was (vond mijn moeder). Als we uit school kwamen liepen we snel en bijna onzichtbaar door het kantoor want dat was het domein van mijn vader, waar hij altijd druk doende was. Hij telefoneerde of was in bespreking met onbekende mannen. Ik geloof niet eens dat we hem daar begroette…

Trap naar beneden, speciaal

Hanneke: De trap naar beneden, naar de voordeur had 14 treden. Ik liet mijzelf wel naar voren glijden, met mijn handen op de leuningen en dan zwaaide ik met mijn voeten van boven naar beneden en probeerde ik helemaal in een sprong op de grond te komen. Dat lukte natuurlijk eerst helemaal niet omdat ik te klein was, maar naarmate ik groter werd, steeds beter. Toch is het me nooit helemaal gelukt. De lat had ik iets te hoog gelegd. Jammer.

Hanneke: Mijn opa en oma op de Noorderweg hadden al vroeg televisie. Daar mochten we ieder woensdagmiddag televisiekijken. Mijn vader en moeder gingen iedere zaterdagavond tv kijken bij mijn opa en oma. Mijn broers en zus waren toen al in de tienerleeftijd en bleven thuis. Zij luisterden altijd naar de radio en als het Ave Verum Corpus van Mozart als slottune op de radio geklonken had was het bedtijd. Ik lag dan allang te slapen.

Alleen op de wereld

Eens ging het toch mis toen er wat bijzonders op de TV was en mijn broers en zus ook een uurtje naar opa en oma gingen.  Daar hadden ze mij niets over verteld. Juist op die avond ging het onweren en ik werd daar wakker van. Ik ben naar beneden gelopen, angstig vanwege het heftige onweer. Maar er was helemaal niemand.  Ik ben in de gang onderaan de trap op de onderste tree gaan zitten en moest heel hard huilen en was compleet overstuur. Daarna ben ik nooit meer alleen thuis gelaten.

Spelletjeskast
De gang leidt naar de huiskamer, de keuken, de  voorkamer, de speel – en logeerkamer en uiteraard naar de trap van de 2e verdieping. Onder die trap is de trapkast gebruikt als opbergplek en later als spelletjeskast. Hier hangt ook het brandweeruniform, met helm, van vader Zwaan.

Brandalarm
Gerrit Zwaan was brandmeester bij de vrijwillige brandweer, net als zijn vader Jacob Zwaan. Als de brandweer moet uitrukken dan gaat de brandweerbel in de gang. Een werkelijk oorverdovend lawaai. Iedereen schiet in de stress, al is dat een te modern woord voor de paniektoestand die ter plekke ontstaat. Mijn vader wordt in het brandweerpak gehesen en met helm en laarzen dendert hij de trap af naar beneden. Intussen kijk ik uit het torenkamertje of ik ergens de brand kan zien.

Stilalarm
Pal naast de kamerdeur zat naast de lichtschakelaar ook een zoemertje. Dit was het stilalarm tijdens de onderduikperiode.
De jongere broer van mijn moeder was Reindert van der Veen. Hij was werkzaam in de bakkerij van de Brood- en Beschuitfabriek en bezorgde dagelijks het brood. Hij was een gezellige prater en kwam overal. Als er iemand niets mocht weten van de onderduikers was Rein het wel. Toen hij het alarmknopje ontdekte vroeg hij zich af waar dat toch voor was. Hij drukte en drukte maar hoorde niets. De beide onderduikers zaten intussen verstijfd op hun stoel en deden wat ze in noodgevallen moesten doen. Rein heeft het nooit geweten.

Toen de oorlog voorbij was zag hij zomaar twee vreemde mensen op de Van Bleiswijkstraat alsof ze daar hoorden. Hij kon zijn oren niet geloven dat zijn zus, zwager en zijn ouders en al die andere familieleden dit altijd voor hem verborgen hebben weten te houden terwijl hij toch dagelijks een “koppie” kwam doen.

Reindert van der Veen

Badgelegenheid

Toen mijn opa het huis bouwde in 1920 had hij weliswaar alle slaapkamers voorzien van een vaste wastafel, maar een badkamer was nog niet in beeld. Dat is 1x per week badderen in de teil in de kamer en toen we groter werden in het Witte Badhuis op de Driebanen. Pas begin jaren 60 kregen we een douche. Hiervoor werd een stuk van de houtzolder benut. De douche kwam rechtstreeks op de gang uit. Was dat handig? Nee, niet echt. Om je privacy nog enigszins te waarborgen zocht je de rustige avonduurtjes uit.