Overloop

De overloop is een pretentieloze ruimte. De trap komt er op uit en je loopt er over om naar een van de vier slaapkamers te gaan. Mijn opa heeft er een mooie lichte ruimte van gemaakt met uitzicht op het dak van de werkplaats en op de Zuidertoren. Hier heb ik vaak op de bovenste trede zitten lezen. Lekker rustig. Het is dan begin vijftiger jaren en ik zit op de christelijke lagere school op de Driebanen.

Het raam op de overloop

Een niet onbelangrijk onderdeel van de overloop was een groot dakraam dat open kon en waarmee je je toegang kon verschaffen tot het dak. 

René: Via wat geklauter kon je via dat raam op het hoogste gedeelte van het huis komen. Dat vergrootte aanzienlijk je gevoel van eigenwaarde. Ook kon je dan het “torentje” daadwerkelijk betasten. Ons huis leek wel het hoogste van Enkhuizen. Het uitzicht overtrof nog dat van de slaapkamer aan de voorkant van het huis. Het carillon van de Zuiderkerk kwam eveneens goed tot zijn recht. Op het dak verblijvende kon je allerlei activiteiten verrichten. Zoals met een katapult schieten op duiven. Een katapult was snel gemaakt door een aantal weckflesringen aan elkaar te knopen; hoe meer ringen, hoe krachtiger de katapult; de kogels waren de grindsteentjes, veelvuldig op het dak aanwezig.  Ook ben ik ’s nachts wel eens het dak op gegaan toen er een maansverduistering was, al kon ik die verduistering daardoor weinig beïnvloeden. Maar meestal besteeg ik het hoogste der hoogste om een beetje weg te dromen. De geluiden van Enkhuizen klinken nog na.


De overloopkast

Op de plank bovenin de kast staat een toverlantaarn. Ik herinner me maar één keer dat we het gevaarte in werking hebben gezien. In de kledingkast hangen lange deftige jurken van moeder Marie (de roklengte was toentertijd royaal over de knie), alsook de kostuums van vader Gerrit en zijn rouw- en trouwkostuum,  maar waar hij allang niet meer in kon toen de gelegenheid zich aandiende.  Er ligt ook een tennisracket als een symbool voor mooie onbezonnen jaren.

De tennisbaan

Begin jaren dertig hebben Gerrit en Marie, mijn vader en moeder, elkaar ontmoet op de tennisbaan in Enkhuizen. Toen ETC naar de gravelbaan ging mocht de christelijke tennisclub er de hele dag gebruik van maken. De tennisbaan is een geliefde ontmoetingsplek voor jonge mensen. Als er kermis in Enkhuizen was werd de verleiding erg groot om daar een kijkje te nemen, maar daar mochten de gereformeerde Zwaantjes niet naar toe. Gelukkig zat er ook een katholieke jongen op de tennisclub., die wel naar de kermis mocht. Hem lieten ze kermiswafels halen. Gerrit en Marie worden verliefd en verloven zich. De trouwdatum zou nog 7 jaar op zich laten wachten. Nooit heb ik mijn ouders zien tennissen, maar het tennisracket mocht niet weg en tot op hoge leeftijd kan mijn moeder nog met een glanzende ogen vertellen over de snoeiharde backhand van mijn vader en de geniepige balletjes net over het net.  

De hoge hoed 

Hieronder is de hoge zijden hoed nog eenmaal in functie te zien. Broer René
bij het lawaaierig afscheid van de HBS in 1965. Is dit de geboorte van de nieuwe vrijstaat?

Rene HBSRene HBS2

 

 

 

 

 

Verstoppertje spelen

Een geliefd spel voor alle kinderen en hun vriendjes en vriendinnetjes op de van Bleiswijkstraat is verstoppertje spelen in zo’n groot huis. In de kledingkast zit geheel links tegen het schuine dak een houten schot. Daarachter is een dakraampje gebouwd voor de lichtkoker voor de hall op de eerste verdieping. De lichtkoker heeft heel dik matglas, maar het was ten strengste verboden om je daarin te verstoppen.
De overloop is ook een grensgebied. Toen tante Gretha en oom Jacques ondergedoken waren, hadden zij met vader de afspraak dat zij overdag nevernooit de trap zouden afgaan. Pas ’s avonds als alles verduisterd was en de kust veilig mochten zij de trap af. Naar de huiskamer, naar het leven.

RITA: In de winter van 1945 kreeg mijn moeder de schrik van haar leven. Mijn moeder was in het halletje in druk gesprek met buurvrouw van der Leek toen ik intussen haar dochtertje Nellie even mijn kamertje op de 2e verdieping wilde laten zien. We waren de trap al opgeklauterd en toen we op de overloop waren hoorde mijn moeder dat ik Nellie vertelde waar mijn ouders sliepen, waar het rommelkamertje was en wat mijn kamertje  was.  Ik “vergat “ te vertellen achter welke deur mijn tante en oom sliepen. Die zaten inmiddels verstijfd in hun stoel te wachten op wat ik ging zeggen. Maar ik hield mijn mond en het liep goed af. Mijn moeder wist niet hoe onopvallend snel zij de buurvrouw en  Nellie het huis uit moest krijgen.